
Jurisprudentie
AF0523
Datum uitspraak2000-09-07
Datum gepubliceerd2006-08-08
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers2000/435
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-08-08
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers2000/435
Statusgepubliceerd
Indicatie
Vanwege toekomstige detentie van 6 maanden heeft verzoekster alsdan verwijtbaar geen inkomen, waardoor zij niet zou kunnen voldoen aan de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen.
Uitspraak
Gerechtshof te Arnhem
Arrest
in de zaak van:
X.
wonende te P.,
appellante,
procureur: mr. P.R.M. Noppen.
1 Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank te Almelo van 1 augustus 2000, dat in fotokopie aan dit arrest is gehecht.
2 Het geding in hoger beroep
2.1 Bij het ter griffie van het hof op 9 augustus 2000 ingekomen beroepschrift is appellante ( hierna te noemen X.) in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis, waarbij haar verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregelingen is afgewezen.
2.2 Bij voormeld beroepschrift heeft X. het hof verzocht genoemd het vonnis te vernietigen en alsnog het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling toe te wijzen, althans een zodanige beslissing te nemen als het hof in goede justitie zal vernemen te behoren.
2.3 Het hof heeft kennisgenomen van de overige stukken welke bij het beroepschrift zijn gevoegd.
2.4 De mondelinge behandeling is bepaald op 28 augustus 2000 en is op verzoek van mr. Onland voornoemd aangehouden tot 31 augustus 2000, waarbij X. is verschenen in persoon, bijgestaan door mr. Onland.
3 De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.1 Het hoger beroep is tijdig ingesteld.
3.2 X. heeft aangevoerd dat het Ministerie van Justitie op haar verzoek uitstel heeft verleend voor het ondergaan van de haar opgelegde vrijheidsstraf van zes maanden, tot 2 oktober 2000, welk uitstel mede was verzocht om andere mogelijkheden tot afdoening van de vrijheidsstraf te onderzoeken. Over mogelijke andere wijzen van afdoening, zoals bijvoorbeeld elektronisch toezicht, bestaat thans nog geen duidelijkheid. Daarnaast stelt X. dat ook als zij de vrijheidsstraf dient te ondergaan, dit geen belemmering voor toelating tot de schuldsaneringsregeling hoeft op te leveren, omdat zij bereid is in overleg met de reclassering een voorziening te treffen om aan haar verplichtingen in het kader van de wettelijke schuldsanering te kunnen voldoen, waarbij zij erop heeft gewezen dat zij tijdens detentie haar aanspraak op de kinderbijslag ten behoeve van haar kinderen zal blijven behouden.
3.3 Het hof is, zonder te treden in de beoordeling van het al dan niet verwijtbaar ontstaan van de schulden van X., van oordeel dat haar verzoek om te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling thans niet toewijsbaar is. Zoals de zaak er op dit moment voorstaat zal zij immers per 2 oktober 2000 een reeds uitgestelde detentie dienen te ondergaan van zes maanden. Zij zal gedurende die periode geen recht hebben op een uitkering, hetgeen betekent dat zij dan verwijtbaar geen inkomen heeft. Onder die omstandigheid zal zij niet kunnen voldoen aan de verplichtingen voortvloeiend uit de wettelijke schuldsaneringregeling om een zo groot mogelijk activa in de boedel te brengen in het belang van de schuldeisers. Er bestaat derhalve gegronde vrees dat X. de uit de wettelijke schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren zal nakomen.
Het vonnis waarvan beroep zal gelet op het hiervoor overwogene worden bekrachtigd.
De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
bekrachtigd het vonnis van de rechtbank te Almelo van 1 augustus 2000.
Dit arrest is gewezen door mrs. Steeg, Smeeïng-Van Hees en Groen en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 september 2000.